Landbouw

DutchEnglish
de boer (-en)the farmer (-s)
de landbouwer (-s)the agriculturalist (-s)
de boerderij (-en)the farm (-s)
het erf (erven)the yard (-s)
de stal (-len)the barn (-s)
de akker (-s)the field (-s)
het veld (-en)the field (-s)
de kar (-ren)the cart (-s)
de tractor (-s/-en)the tractor (-s)
de fruitboom (-bomen)the fruit tree (-s)
het hooithe hay
de hooiberg (-en)the haystack (-s)
de hooizolder (-s)the hayloft (-s)
de schuur (schuren)the shed (-s)
het kippenhok (-ken)the chicken coop (-s)
de duiventil (-len)the dovecote (-s)
de bijenkorf (-korven)the beehive (-s)
het hondenhok (-ken)the doghouse (-s)
de silo (-s)the silo (-s)
de vijver (-s)the pond (-s)
de weide (-n/-s)the meadow (-s)
de haag (hagen)the hedge (-s)
de heg (-gen)the hedge (-s)
het graanthe grain
de tarwethe wheat
de roggethe rye
de haverthe oats
de gerstthe barley
de maïsthe corn
de suikerbiet (-en)the sugar beet (-s)
de boomgaard (-en)the orchard (-s)
de mesthoop (-hopen)the manure heap (-s)
de houtstapel (-s)the woodpile (-s)
de aanhangwagen (-s)the trailer (-s)
de ploeg (-en)the plow (-s)
de voor (voren)the front (-s)
de oogst (-en)the harvest (-s)
de oogstmachine (-s)the harvest machine (-s)
de kruiwagen (-s)the wheelbarrow (-s)
het veethe livestock
het pluimveethe poultry

Woorden in actie | Words in action
A: Waar is de stal? | A: Where is the barn?
B: Net voorbij de boerderij. | B: Just past the farm.
A: Wat doet de boer? | A: What is the farmer doing?
B: Hij is fruit aan het plukken. | B: He is picking fruit.


Variaties (de duur van een actie beklemtonen) | Variations (emphasizing the duration of an action)
Hij is fruit aan het plukken. | He is picking fruit.
Hij is bezig fruit te plukken. | He is busy picking fruit.
Hij plukt nog steeds fruit. | He is still picking fruit.

Scroll to Top