Voeding

Dutch	English
het brood (broden)	the bread (-s)
de groente (-n/-s)	the vegetable (-s)
het fruit	the fruit
het vlees	the meat
de vis (-sen)	the fish (-es)
de kaas (kazen)	the cheese (-es)
het ei (eieren)	the egg (-s)
de boter (-s)	the butter (-s)
de olie (oliën/-s)	the oil (-s)
de bloem	the flour
de aardappel (-en/-s)	the potato (-s)
de rijst	the rice
de/het pasta (-s)	the pasta (-s)
de suiker (-s)	the sugar (-s)
het zout	the salt
de peper	the pepper
de koffie	the coffee
de thee	the tea
de melk	the milk
het water	the water
het broodje (-s)	the sandwich (-es)
het stokbrood (-broden)	the baguette (-s)
de taart (-en)	the cake (-s)
de koek (-en)	the cookie (-s)
de yoghurt	the yogurt
de margarine	the margarine
de jam	the jam
de honing	the honey
de/het chocopasta	the chocolate spread
de chocolade	the chocolate
de/het snoep	the candy
de limonade	the lemonade
het vruchtensap	the fruit juice
de wijn	the wine
het bier	the beer
de biefstuk (-ken)	the steak (-s)
de gehakte biefstuk	the minced steak
het gehakt	the minced meat
de worst (-en)	the sausage (-s)
de kotelet (-ten)	the chop (-s)

---

Woorden in actie | Words in action
A: En voor u, mevrouw? | A: And for you, madam?
B: Een pakje suiker en een potje jam, alsjeblieft. | B: A packet of sugar and a jar of jam, please.
A: Dat is dan 2 euro. | A: That will be 2 euros.
B: Ben je zeker dat dat juist is? | B: Are you sure that’s correct?

---

Variaties (om opheldering vragen) | Variations (asking for clarification)
Ben je zeker dat dat juist is? | Are you sure that’s correct?
Klopt dit wel? | Is this right?
Daaraan twijfel ik toch. | I do have doubts about that.
Nu volg ik je niet helemaal. | I don’t quite follow you now.